- breken
- {{breken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen]casser2 [een einde maken aan] briser3 [schenden] manquer (à)4 [de loop, duur storen] interrompre; 〈natuurkunde〉 réfracter♦voorbeelden:1 zijn been breken • se casser la jambeiemand de benen breken • briser les os à qn.〈religie〉 het brood breken • rompre le painhij heeft een fles gebroken • il a cassé une bouteilledit breekt mij het hart • cela me brise le coeureen zegel breken • briser un sceauhet breken • le fait de casser2 stilzwijgen breken • rompre le silenceiemands wil breken • briser la volonté de qn.het breken • la rupture3 zijn belofte breken • manquer à sa promessehet breken • la rupture4 zijn val werd gebroken • sa chute a été amortieeen vrije dag breekt de week • un jour de congé coupe la semaine¶ er een uurtje uit breken • s'accorder un peu de distractionII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [stukgaan] se casser2 [een doorgang, scheiding forceren] percer3 [m.b.t. een jongensstem] muer4 [m.b.t. stralen] se réfracter5 [+ met]rompre(avec)♦voorbeelden:1 zijn hart brak • il eut le coeur briséde lucht breekt • le ciel s'éclaircitde ruit is gebroken • le carreau est casséde golven breken tegen de kust • les vagues se brisent sur la côte2 de zon breekt door de wolken • le soleil perce à travers les nuages5 met iemand breken • rompre avec qn.met een gewoonte breken • rompre avec une habitude→ {{link=ijs}}ijs{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.